Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans
waarborg
Versekering waarborg beskerming in geval van ongelukke.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
opstaan vir
Die twee vriende wil altyd vir mekaar opstaan.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
spring uit
Die vis spring uit die water.
uitspringen
De vis springt uit het water.
druk
Hy druk die knoppie.
drukken
Hij drukt op de knop.
lewer
Ons dogter lewer koerante af gedurende die vakansies.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
kyk af
Sy kyk af in die vallei.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
jaag weg
Een swaan jaag ’n ander weg.
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
met die trein gaan
Ek sal daarheen met die trein gaan.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
vriende word
Die twee het vriende geword.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
geldig wees
Die visum is nie meer geldig nie.
geldig zijn
Het visum is niet meer geldig.
saamry
Mag ek saam met jou ry?
meerijden
Mag ik met je meerijden?