Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

rapporteer
Sy rapporteer die skandaal aan haar vriendin.
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.

ondersteun
Ons ondersteun ons kind se kreatiwiteit.
ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.

trap op
Ek kan nie met hierdie voet op die grond trap nie.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.

bedien
Die kelner bedien die kos.
serveren
De ober serveert het eten.

bid
Hy bid stilweg.
bidden
Hij bidt in stilte.

moet
Hy moet hier afklim.
moeten
Hij moet hier uitstappen.

waag
Ek waag nie om in die water te spring nie.
durven
Ik durf niet in het water te springen.

ry rond
Die motors ry rond in ’n sirkel.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.

was
Ek hou nie daarvan om die skottelgoed te was nie.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.

skree
As jy gehoor wil word, moet jy jou boodskap hard skree.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

begin
Skool begin nou net vir die kinders.
beginnen
School begint net voor de kinderen.
