Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

besoek
Sy besoek Parys.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.

gebeur
’n Ongeluk het hier gebeur.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.

weggee
Sy gee haar hart weg.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.

monitor
Alles word hier deur kameras gemonitor.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.

verken
Mense wil Mars verken.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.

stuur
Die goedere sal in ’n pakkie aan my gestuur word.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.

beskerm
’n Helm is daar om teen ongelukke te beskerm.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.

dank
Hy het haar met blomme gedank.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.

verdwaal
Dit is maklik om in die woud te verdwaal.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.

hou van
Die kind hou van die nuwe speelding.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.

beperk
Hekke beperk ons vryheid.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
