Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans
kom maklik
Surfing kom maklik vir hom.
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.
terugbring
Die hond bring die speelding terug.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
verder gaan
Jy kan nie enige verder op hierdie punt gaan nie.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
deurkom
Die water was te hoog; die vragmotor kon nie deurkom nie.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
wag
Ons moet nog ’n maand wag.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
aanstel
Die maatskappy wil meer mense aanstel.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
beklemtoon
Jy kan jou oë goed met grimering beklemtoon.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
betaal
Sy het met ’n kredietkaart betaal.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
stuur af
Hierdie pakkie sal binnekort afgestuur word.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
optrek
Die helikopter trek die twee mans op.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
verdra
Sy kan nie die sang verdra nie.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.