Woordenlijst

Leer werkwoorden – Lets

cms/verbs-webp/102631405.webp
aizmirst
Viņa nevēlas aizmirst pagātni.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
cms/verbs-webp/96628863.webp
ietaupīt
Meitene ietaupa savu kabatas naudu.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
cms/verbs-webp/115172580.webp
pierādīt
Viņš vēlas pierādīt matemātisko formulu.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/103910355.webp
sēdēt
Istabā sēž daudz cilvēku.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
cms/verbs-webp/63457415.webp
vienkāršot
Jums jāvienkāršo sarežģītas lietas bērniem.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
cms/verbs-webp/106088706.webp
stāvēt
Viņa vairs nevar pati stāvēt.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
cms/verbs-webp/124458146.webp
atstāt
Īpašnieki atstāj man savus suņus izstaigāšanai.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
cms/verbs-webp/91442777.webp
spert
Ar šo kāju nevaru spert uz zemes.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
cms/verbs-webp/18316732.webp
braukt cauri
Automobilis brauc cauri kokam.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
cms/verbs-webp/99207030.webp
ierasties
Lidmašīna ieradās laikā.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/100965244.webp
skatīties lejā
Viņa skatās lejā ielejā.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
cms/verbs-webp/40094762.webp
pamodināt
Modinātājpulkstenis viņu pamodina plkst. 10.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.