Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

pardonner
Je lui pardonne ses dettes.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.

connecter
Ce pont connecte deux quartiers.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.

endommager
Deux voitures ont été endommagées dans l’accident.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.

trouver un logement
Nous avons trouvé un logement dans un hôtel bon marché.
onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.

influencer
Ne te laisse pas influencer par les autres!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!

faire demi-tour
Il faut faire demi-tour avec la voiture ici.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.

persuader
Elle doit souvent persuader sa fille de manger.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.

porter
L’âne porte une lourde charge.
dragen
De ezel draagt een zware last.

passer
Le train passe devant nous.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.

changer
Le mécanicien automobile change les pneus.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.

dépenser
Elle a dépensé tout son argent.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
