Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/95625133.webp
aimer
Elle aime beaucoup son chat.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
cms/verbs-webp/106997420.webp
laisser intact
La nature a été laissée intacte.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
cms/verbs-webp/3819016.webp
rater
Il a raté l’occasion de marquer un but.
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
cms/verbs-webp/123492574.webp
s’entraîner
Les athlètes professionnels doivent s’entraîner tous les jours.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
cms/verbs-webp/84506870.webp
se saouler
Il se saoule presque tous les soirs.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
cms/verbs-webp/57207671.webp
accepter
Je ne peux pas changer cela, je dois l’accepter.
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
cms/verbs-webp/67880049.webp
lâcher
Vous ne devez pas lâcher la prise!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
cms/verbs-webp/130288167.webp
nettoyer
Elle nettoie la cuisine.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
cms/verbs-webp/67624732.webp
craindre
Nous craignons que la personne soit gravement blessée.
vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.
cms/verbs-webp/114091499.webp
former
Le chien est formé par elle.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/28642538.webp
laisser
Aujourd’hui, beaucoup doivent laisser leurs voitures garées.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
cms/verbs-webp/112286562.webp
travailler
Elle travaille mieux qu’un homme.
werken
Ze werkt beter dan een man.