Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

zadržati
Možete zadržati novac.
houden
Je mag het geld houden.

gurati
Auto je stao i morao je biti gurnut.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.

otkazati
Ugovor je otkazan.
annuleren
Het contract is geannuleerd.

prilagoditi
Tkanina se prilagođava veličini.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.

povezati
Ovaj most povezuje dvije četvrti.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.

dogoditi se
Ovdje se dogodila nesreća.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.

pozvati
Moj učitelj me često poziva.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.

razumjeti
Ne može se sve razumjeti o računalima.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.

zaposliti
Firma želi zaposliti više ljudi.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.

krenuti
Kada se svjetlo promijenilo, automobili su krenuli.
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

poslati
Ovaj paket će uskoro biti poslan.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
