Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

čistiti
Radnik čisti prozor.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.

trošiti
Energiiju ne treba trošiti.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.

odlučiti
Ne može se odlučiti koje cipele obuti.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

učiti
Djevojke vole učiti zajedno.
studeren
De meisjes studeren graag samen.

obavljati
Ona obavlja neuobičajeno zanimanje.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.

pustiti unutra
Van snijeg pada, pa smo ih pustili unutra.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.

odbiti
Dijete odbija svoju hranu.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.

uzrokovati
Alkohol može uzrokovati glavobolje.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.

postaviti
Moja kćerka želi postaviti svoj stan.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.

napustiti
Mnogi Englezi su željeli napustiti EU.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.

gledati
Svi gledaju u svoje telefone.
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.
