Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch
pomjeriti unazad
Uskoro ćemo morati sat ponovo pomjeriti unazad.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
izbjeći
Moraju izbjegavati orašaste plodove.
vermijden
Hij moet noten vermijden.
glasati
Glasaci danas glasaju o svojoj budućnosti.
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.
imitirati
Dijete imitira avion.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
primiti
On prima dobru penziju u starosti.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
slijediti
Kauboj slijedi konje.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
imati na raspolaganju
Djeca imaju samo džeparac na raspolaganju.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
razgovarati
S njim bi trebao netko razgovarati; tako je usamljen.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
odvojiti
Želim svaki mjesec odvojiti nešto novca za kasnije.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
pregaziti
Nažalost, mnoge životinje su još uvijek pregazile automobili.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
zamisliti
Svaki dan zamisli nešto novo.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.