Woordenlijst

Leer werkwoorden – Slovaaks

cms/verbs-webp/122398994.webp
zabiť
Dávajte si pozor, s týmto sekerou môžete niekoho zabiť!
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!
cms/verbs-webp/108556805.webp
pozerať sa
Môžem sa pozrieť z okna na pláž.
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
cms/verbs-webp/87142242.webp
visieť
Houpacia sieť visí zo stropu.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
cms/verbs-webp/116877927.webp
zariadiť
Moja dcéra chce zariadiť svoj byt.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
cms/verbs-webp/61806771.webp
priniesť
Kurier prináša balík.
brengen
De koerier brengt een pakketje.
cms/verbs-webp/123546660.webp
kontrolovať
Mechanik kontroluje funkcie auta.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
cms/verbs-webp/129403875.webp
zvoniť
Zvonec zvoní každý deň.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
cms/verbs-webp/61826744.webp
vytvoriť
Kto vytvoril Zem?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
cms/verbs-webp/94796902.webp
nájsť cestu späť
Neviem nájsť cestu späť.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
cms/verbs-webp/78309507.webp
vyrezať
Tieto tvary treba vyrezať.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
cms/verbs-webp/117953809.webp
znášať
Nemôže znášať to spev.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
cms/verbs-webp/91696604.webp
dovoliť
Nemali by ste dovoliť depresiu.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.