Woordenlijst

Leer werkwoorden – Zweeds

cms/verbs-webp/84365550.webp
transportera
Lastbilen transporterar varorna.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
cms/verbs-webp/120254624.webp
leda
Han gillar att leda ett team.
leiden
Hij leidt graag een team.
cms/verbs-webp/123203853.webp
orsaka
Alkohol kan orsaka huvudvärk.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
cms/verbs-webp/102731114.webp
publicera
Förlaget har publicerat många böcker.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
cms/verbs-webp/118003321.webp
besöka
Hon besöker Paris.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
cms/verbs-webp/81025050.webp
slåss
Atleterna slåss mot varandra.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
cms/verbs-webp/100649547.webp
anställa
Sökanden anställdes.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
cms/verbs-webp/101158501.webp
tacka
Han tackade henne med blommor.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
cms/verbs-webp/80060417.webp
köra iväg
Hon kör iväg i sin bil.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
cms/verbs-webp/101742573.webp
måla
Hon har målat sina händer.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
cms/verbs-webp/114091499.webp
träna
Hunden tränas av henne.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/86996301.webp
försvara
De två vännerna vill alltid försvara varandra.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.