Woordenlijst
Leer werkwoorden – Russisch

перезвонить
Пожалуйста, перезвоните мне завтра.
perezvonit‘
Pozhaluysta, perezvonite mne zavtra.
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.

возвращаться
Учитель возвращает студентам сочинения.
vozvrashchat‘sya
Uchitel‘ vozvrashchayet studentam sochineniya.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.

говорить плохо
Одноклассники плохо о ней говорят.
govorit‘ plokho
Odnoklassniki plokho o ney govoryat.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.

приносить
Доставщик приносит еду.
prinosit‘
Dostavshchik prinosit yedu.
brengen
De bezorger brengt het eten.

звонить
Кто звонил в дверной звонок?
zvonit‘
Kto zvonil v dvernoy zvonok?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

заразиться
Она заразилась вирусом.
zarazit‘sya
Ona zarazilas‘ virusom.
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.

останавливать
Полицейская останавливает машину.
ostanavlivat‘
Politseyskaya ostanavlivayet mashinu.
stoppen
De agente stopt de auto.

мыть
Мне не нравится мыть посуду.
myt‘
Mne ne nravitsya myt‘ posudu.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.

предпочитать
Наша дочь не читает книг; она предпочитает свой телефон.
predpochitat‘
Nasha doch‘ ne chitayet knig; ona predpochitayet svoy telefon.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.

вызывать
Слишком много людей быстро вызывает хаос.
vyzyvat‘
Slishkom mnogo lyudey bystro vyzyvayet khaos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.

свисать
Сосульки свисают с крыши.
svisat‘
Sosul‘ki svisayut s kryshi.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
