Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

zauzimati se za
Dva prijatelja uvijek žele zauzimati se jedan za drugoga.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.

trebati ići
Hitno mi treba odmor; moram ići!
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!

bojati se
Dijete se boji u mraku.
bang zijn
Het kind is bang in het donker.

preferirati
Mnoga djeca preferiraju slatkiše zdravim stvarima.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.

raspravljati
Kolege raspravljaju o problemu.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.

ponoviti
Možete li to, molim vas, ponoviti?
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?

vratiti se
Ne može se vratiti sam.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.

ograničiti
Treba li trgovinu ograničiti?
beperken
Moet handel worden beperkt?

slijediti
Kauboj slijedi konje.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.

proći pored
Dvoje prolaze jedno pored drugog.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.

putovati
Puno sam putovao po svijetu.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
