Woordenlijst
Leer werkwoorden – Lets

apstāties
Ārsti ik dienu apstājas pie pacienta.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.

atsaukties
Skolotājs atsaucas uz piemēru uz tāfeles.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.

krāsot
Automobili krāso zilu.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.

ietaupīt
Jūs ietaupat naudu, samazinot istabas temperatūru.
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.

pārbaudīt
Zobārsts pārbauda pacienta zobus.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.

piebraukt
Taksometri piebrauc pie pieturas.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.

mācīties
Meitenēm patīk mācīties kopā.
studeren
De meisjes studeren graag samen.

izdot
Izdevējs ir izdevis daudzas grāmatas.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.

radīt
Kas radīja Zemi?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?

pierādīt
Viņš vēlas pierādīt matemātisko formulu.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.

transportēt
Kravas automašīna transportē preces.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
