Woordenlijst

Leer werkwoorden – Lets

cms/verbs-webp/123648488.webp
apstāties
Ārsti ik dienu apstājas pie pacienta.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
cms/verbs-webp/107996282.webp
atsaukties
Skolotājs atsaucas uz piemēru uz tāfeles.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
cms/verbs-webp/97119641.webp
krāsot
Automobili krāso zilu.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
cms/verbs-webp/25599797.webp
ietaupīt
Jūs ietaupat naudu, samazinot istabas temperatūru.
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.
cms/verbs-webp/68761504.webp
pārbaudīt
Zobārsts pārbauda pacienta zobus.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
cms/verbs-webp/113393913.webp
piebraukt
Taksometri piebrauc pie pieturas.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
cms/verbs-webp/120686188.webp
mācīties
Meitenēm patīk mācīties kopā.
studeren
De meisjes studeren graag samen.
cms/verbs-webp/102731114.webp
izdot
Izdevējs ir izdevis daudzas grāmatas.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
cms/verbs-webp/61826744.webp
radīt
Kas radīja Zemi?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
cms/verbs-webp/115172580.webp
pierādīt
Viņš vēlas pierādīt matemātisko formulu.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/84365550.webp
transportēt
Kravas automašīna transportē preces.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
cms/verbs-webp/4553290.webp
ienākt
Kuģis ienāk ostā.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.