Woordenlijst

Leer werkwoorden – Sloveens

cms/verbs-webp/118868318.webp
všečkati
Bolj kot zelenjava ji je všeč čokolada.
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
cms/verbs-webp/130938054.webp
prekriti
Otrok se prekrije.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
cms/verbs-webp/67232565.webp
strinjati se
Sosedi se niso mogli strinjati glede barve.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
cms/verbs-webp/111750432.webp
viseti
Oba visita na veji.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
cms/verbs-webp/84850955.webp
spremeniti
Zaradi podnebnih sprememb se je veliko spremenilo.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
cms/verbs-webp/121180353.webp
izgubiti
Počakaj, izgubil si svojo denarnico!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
cms/verbs-webp/102169451.webp
obvladovati
Težave je treba obvladovati.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
cms/verbs-webp/8451970.webp
razpravljati
Sodelavci razpravljajo o problemu.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
cms/verbs-webp/125385560.webp
umiti
Mama umiva svojega otroka.
wassen
De moeder wast haar kind.
cms/verbs-webp/83776307.webp
seliti
Moj nečak se seli.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
cms/verbs-webp/43956783.webp
zbežati
Naša mačka je zbežala.
weglopen
Onze kat is weggelopen.
cms/verbs-webp/82095350.webp
potisniti
Medicinska sestra potiska pacienta v invalidskem vozičku.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.