Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens
všečkati
Bolj kot zelenjava ji je všeč čokolada.
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
prekriti
Otrok se prekrije.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
strinjati se
Sosedi se niso mogli strinjati glede barve.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
viseti
Oba visita na veji.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
spremeniti
Zaradi podnebnih sprememb se je veliko spremenilo.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
izgubiti
Počakaj, izgubil si svojo denarnico!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
obvladovati
Težave je treba obvladovati.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
razpravljati
Sodelavci razpravljajo o problemu.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
umiti
Mama umiva svojega otroka.
wassen
De moeder wast haar kind.
seliti
Moj nečak se seli.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
zbežati
Naša mačka je zbežala.
weglopen
Onze kat is weggelopen.