Woordenlijst

Leer werkwoorden – Sloveens

cms/verbs-webp/121112097.webp
slikati
Naslikal sem ti lepo sliko!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
cms/verbs-webp/113418367.webp
odločiti
Ne more se odločiti, kateri čevlji naj nosi.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
cms/verbs-webp/127554899.webp
raje imeti
Naša hči ne bere knjig; raje ima telefon.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
cms/verbs-webp/102304863.webp
brcniti
Pazite, konj lahko brcne!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
cms/verbs-webp/85871651.webp
potrebovati
Nujno potrebujem počitnice; moram iti!
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
cms/verbs-webp/32180347.webp
razstaviti
Naš sin vse razstavi!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
cms/verbs-webp/5135607.webp
izseliti
Sosed se izseljuje.
verhuizen
De buurman verhuist.
cms/verbs-webp/101556029.webp
zavrniti
Otrok zavrača svojo hrano.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
cms/verbs-webp/117311654.webp
nositi
Na hrbtih nosijo svoje otroke.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
cms/verbs-webp/68435277.webp
priti
Vesel sem, da si prišel!
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!
cms/verbs-webp/63457415.webp
poenostaviti
Zapletene stvari morate otrokom poenostaviti.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
cms/verbs-webp/120200094.webp
mešati
Lahko zmešate zdravo solato z zelenjavo.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.