Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/92456427.webp
kjøpe
De vil kjøpe et hus.
kopen
Ze willen een huis kopen.
cms/verbs-webp/35071619.webp
passere forbi
De to passerer hverandre.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
cms/verbs-webp/100011426.webp
påvirke
La deg ikke påvirkes av andre!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
cms/verbs-webp/83661912.webp
forberede
De forbereder et deilig måltid.
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.
cms/verbs-webp/62000072.webp
overnatte
Vi overnatter i bilen.
overnachten
We overnachten in de auto.
cms/verbs-webp/84365550.webp
transportere
Lastebilen transporterer varene.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
cms/verbs-webp/120193381.webp
gifte seg
Paret har nettopp giftet seg.
trouwen
Het stel is net getrouwd.
cms/verbs-webp/117658590.webp
dø ut
Mange dyr har dødd ut i dag.
uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.
cms/verbs-webp/110646130.webp
dekke
Hun har dekket brødet med ost.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
cms/verbs-webp/78309507.webp
klippe ut
Formene må klippes ut.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
cms/verbs-webp/59121211.webp
ringe på
Hvem ringte på dørklokken?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
cms/verbs-webp/111750432.webp
henge
Begge henger på en gren.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.