Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

gå
Han liker å gå i skogen.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.

male
Han maler veggen hvit.
schilderen
Hij schildert de muur wit.

søke
Tyven søker gjennom huset.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.

tåle
Hun kan knapt tåle smerten!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!

sparke
I kampsport må du kunne sparke godt.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.

gjenta
Kan du gjenta det, vær så snill?
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?

utelate
Du kan utelate sukkeret i teen.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.

spise frokost
Vi foretrekker å spise frokost i senga.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.

overgå
Hvaler overgår alle dyr i vekt.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.

elske
Hun elsker katten sin veldig mye.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.

investere
Hva skal vi investere pengene våre i?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
