Woordenlijst
Leer werkwoorden – Pools

podpisać
On podpisał umowę.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.

uderzyć
Ona uderza piłkę przez siatkę.
slaan
Ze slaat de bal over het net.

kłamać
On często kłamie, gdy chce coś sprzedać.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.

transportować
Ciężarówka transportuje towary.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.

rozumieć
W końcu zrozumiałem zadanie!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!

przytulać
On przytula swojego starego ojca.
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.

biegać
Sportowiec biega.
rennen
De atleet rent.

zgubić się
Moje klucze się dzisiaj zgubiły!
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!

logować się
Musisz zalogować się za pomocą hasła.
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.

kopać
Uważaj, koń może kopać!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!

leżeć
Tam jest zamek - leży dokładnie naprzeciwko!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
