Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

nutrire
I bambini stanno nutrendo il cavallo.
voeden
De kinderen voeden het paard.

spendere
Lei ha speso tutti i suoi soldi.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.

allestire
Mia figlia vuole allestire il suo appartamento.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.

ascoltare
Gli piace ascoltare il ventre di sua moglie incinta.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.

pagare
Ha pagato con carta di credito.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.

tornare
Papà è finalmente tornato a casa!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!

preferire
Molti bambini preferiscono le caramelle alle cose sane.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.

lasciare
Molti inglesi volevano lasciare l’UE.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.

nominare
Quanti paesi puoi nominare?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?

criticare
Il capo critica l’impiegato.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.

bruciare
Non dovresti bruciare i soldi.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
