Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

finire
Come siamo finiti in questa situazione?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

chiacchierare
Chiacchiera spesso con il suo vicino.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.

osare
Hanno osato saltare fuori dall’aereo.
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.

muoversi
È sano muoversi molto.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.

fermare
La donna ferma un’auto.
stoppen
De vrouw stopt een auto.

scrivere a
Mi ha scritto la settimana scorsa.
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.

dipingere
Voglio dipingere il mio appartamento.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

assumere
Il candidato è stato assunto.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.

ricevere indietro
Ho ricevuto il resto.
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.

passare
Il periodo medievale è passato.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.

guardare attraverso
Lei guarda attraverso un buco.
kijken
Ze kijkt door een gat.
