Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

inviare
Questa azienda invia merci in tutto il mondo.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.

affidare
I proprietari mi affidano i loro cani per una passeggiata.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.

influenzare
Non lasciarti influenzare dagli altri!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!

guardare giù
Lei guarda giù nella valle.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.

estrarre
Come farà a estrarre quel grosso pesce?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?

fermarsi
I taxi si sono fermati alla fermata.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.

amare
Lei ama davvero il suo cavallo.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.

completare
Puoi completare il puzzle?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?

evitare
Lei evita il suo collega.
vermijden
Ze vermijdt haar collega.

ostentare
A lui piace ostentare i suoi soldi.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.

lanciare a
Si lanciano la palla l’uno all’altro.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
