Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/22225381.webp
partire
La nave parte dal porto.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
cms/verbs-webp/47225563.webp
ragionare insieme
Devi ragionare insieme nei giochi di carte.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
cms/verbs-webp/67955103.webp
mangiare
Le galline mangiano i chicchi.
eten
De kippen eten de granen.
cms/verbs-webp/27076371.webp
appartenere
Mia moglie mi appartiene.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
cms/verbs-webp/40326232.webp
capire
Ho finalmente capito il compito!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
cms/verbs-webp/120086715.webp
completare
Puoi completare il puzzle?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
cms/verbs-webp/84847414.webp
prendersi cura
Nostro figlio si prende molta cura della sua nuova auto.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
cms/verbs-webp/43956783.webp
scappare
Il nostro gatto è scappato.
weglopen
Onze kat is weggelopen.
cms/verbs-webp/113966353.webp
servire
Il cameriere serve il cibo.
serveren
De ober serveert het eten.
cms/verbs-webp/109542274.webp
far passare
Si dovrebbero far passare i rifugiati alle frontiere?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
cms/verbs-webp/115172580.webp
dimostrare
Vuole dimostrare una formula matematica.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/119425480.webp
riflettere
Devi riflettere molto negli scacchi.
denken
Je moet veel denken bij schaken.