Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

partire
La nave parte dal porto.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.

venire
Sono contento che tu sia venuto!
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!

trasferirsi
Mio nipote si sta trasferendo.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.

escludere
Il gruppo lo esclude.
uitsluiten
De groep sluit hem uit.

capire
Non si può capire tutto sui computer.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.

esaminare
I campioni di sangue vengono esaminati in questo laboratorio.
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.

urlare
Se vuoi essere sentito, devi urlare il tuo messaggio forte.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

fallire
L’azienda probabilmente fallirà presto.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.

scrivere ovunque
Gli artisti hanno scritto su tutta la parete.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.

cercare
Il ladro cerca la casa.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.

fare spazio
Molte vecchie case devono fare spazio per quelle nuove.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
