Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/86215362.webp
inviare
Questa azienda invia merci in tutto il mondo.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
cms/verbs-webp/124458146.webp
affidare
I proprietari mi affidano i loro cani per una passeggiata.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
cms/verbs-webp/100011426.webp
influenzare
Non lasciarti influenzare dagli altri!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
cms/verbs-webp/100965244.webp
guardare giù
Lei guarda giù nella valle.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
cms/verbs-webp/120870752.webp
estrarre
Come farà a estrarre quel grosso pesce?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
cms/verbs-webp/113393913.webp
fermarsi
I taxi si sono fermati alla fermata.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
cms/verbs-webp/119235815.webp
amare
Lei ama davvero il suo cavallo.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
cms/verbs-webp/120086715.webp
completare
Puoi completare il puzzle?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
cms/verbs-webp/108991637.webp
evitare
Lei evita il suo collega.
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
cms/verbs-webp/30793025.webp
ostentare
A lui piace ostentare i suoi soldi.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
cms/verbs-webp/11579442.webp
lanciare a
Si lanciano la palla l’uno all’altro.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
cms/verbs-webp/64053926.webp
superare
Gli atleti superano la cascata.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.