Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/104167534.webp
omama
Ma omam punast sportautot.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.
cms/verbs-webp/87205111.webp
üle võtma
Rohevähid on üle võtnud.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
cms/verbs-webp/100649547.webp
palkima
Taotlejat palkati.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
cms/verbs-webp/99169546.webp
vaatama
Kõik vaatavad oma telefone.
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.
cms/verbs-webp/132030267.webp
tarbima
Ta tarbib tüki kooki.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
cms/verbs-webp/120282615.webp
investeerima
Millesse peaksime oma raha investeerima?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
cms/verbs-webp/120624757.webp
kõndima
Talle meeldib metsas kõndida.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
cms/verbs-webp/129945570.webp
vastama
Ta vastas küsimusega.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
cms/verbs-webp/65199280.webp
järele jooksma
Ema jookseb oma poja järele.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
cms/verbs-webp/101742573.webp
värvima
Ta on oma käed ära värvind.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
cms/verbs-webp/109434478.webp
avama
Festival avati ilutulestikuga.
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
cms/verbs-webp/91997551.webp
mõistma
Kõike arvutite kohta ei saa mõista.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.