Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/47225563.webp
pensar junto
Tienes que pensar junto en los juegos de cartas.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
cms/verbs-webp/93150363.webp
despertar
Acaba de despertar.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
cms/verbs-webp/34567067.webp
buscar
La policía está buscando al perpetrador.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
cms/verbs-webp/114379513.webp
cubrir
Los nenúfares cubren el agua.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/22225381.webp
partir
El barco parte del puerto.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
cms/verbs-webp/84943303.webp
estar ubicado
Una perla está ubicada dentro de la concha.
zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.
cms/verbs-webp/127620690.webp
gravar
Las empresas son gravadas de diversas maneras.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
cms/verbs-webp/127720613.webp
extrañar
Él extraña mucho a su novia.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
cms/verbs-webp/125116470.webp
confiar
Todos confiamos en cada uno.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
cms/verbs-webp/121820740.webp
empezar
Los excursionistas empezaron temprano en la mañana.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
cms/verbs-webp/32796938.webp
despachar
Ella quiere despachar la carta ahora.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
cms/verbs-webp/113253386.webp
salir
No salió bien esta vez.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.