Vocabulario

Aprender verbos – neerlandés

cms/verbs-webp/77572541.webp
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
quitar
El artesano quitó las baldosas viejas.
cms/verbs-webp/75281875.webp
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
encargarse de
Nuestro conserje se encarga de la eliminación de nieve.
cms/verbs-webp/95190323.webp
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
votar
Se vota a favor o en contra de un candidato.
cms/verbs-webp/61245658.webp
uitspringen
De vis springt uit het water.
saltar
El pez salta fuera del agua.
cms/verbs-webp/118485571.webp
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.
hacer
Quieren hacer algo por su salud.
cms/verbs-webp/50772718.webp
annuleren
Het contract is geannuleerd.
cancelar
El contrato ha sido cancelado.
cms/verbs-webp/120978676.webp
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
quemar
El fuego quemará gran parte del bosque.
cms/verbs-webp/3270640.webp
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
perseguir
El vaquero persigue a los caballos.
cms/verbs-webp/102168061.webp
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
protestar
La gente protesta contra la injusticia.
cms/verbs-webp/90032573.webp
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
saber
Los niños son muy curiosos y ya saben mucho.
cms/verbs-webp/34979195.webp
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
juntarse
Es bonito cuando dos personas se juntan.
cms/verbs-webp/34725682.webp
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
sugerir
La mujer sugiere algo a su amiga.