Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/41935716.webp
perderse
Es fácil perderse en el bosque.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
cms/verbs-webp/117490230.webp
ordenar
Ella se ordena el desayuno para ella misma.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
cms/verbs-webp/92266224.webp
apagar
Ella apaga la electricidad.
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.
cms/verbs-webp/123844560.webp
proteger
Se supone que un casco protege contra accidentes.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
cms/verbs-webp/47241989.webp
buscar
Lo que no sabes, tienes que buscarlo.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
cms/verbs-webp/109099922.webp
recordar
La computadora me recuerda mis citas.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
cms/verbs-webp/99602458.webp
restringir
¿Se debe restringir el comercio?
beperken
Moet handel worden beperkt?
cms/verbs-webp/85968175.webp
dañar
Dos coches se dañaron en el accidente.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
cms/verbs-webp/117890903.webp
responder
Ella siempre responde primero.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
cms/verbs-webp/129945570.webp
responder
Ella respondió con una pregunta.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
cms/verbs-webp/102169451.webp
manejar
Uno tiene que manejar los problemas.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
cms/verbs-webp/107852800.webp
mirar
Ella mira a través de binoculares.
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.