Woordenlijst
Leer werkwoorden – Spaans
perderse
Es fácil perderse en el bosque.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
ordenar
Ella se ordena el desayuno para ella misma.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
apagar
Ella apaga la electricidad.
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.
proteger
Se supone que un casco protege contra accidentes.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
buscar
Lo que no sabes, tienes que buscarlo.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
recordar
La computadora me recuerda mis citas.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
restringir
¿Se debe restringir el comercio?
beperken
Moet handel worden beperkt?
dañar
Dos coches se dañaron en el accidente.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
responder
Ella siempre responde primero.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
responder
Ella respondió con una pregunta.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
manejar
Uno tiene que manejar los problemas.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.