Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

hug
He hugs his old father.
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.

burn
He burned a match.
aansteken
Hij stak een lucifer aan.

serve
The chef is serving us himself today.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.

must
He must get off here.
moeten
Hij moet hier uitstappen.

travel
We like to travel through Europe.
reizen
We reizen graag door Europa.

enjoy
She enjoys life.
genieten
Ze geniet van het leven.

read
I can’t read without glasses.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.

come first
Health always comes first!
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!

vote
The voters are voting on their future today.
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.

listen
He likes to listen to his pregnant wife’s belly.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.

move out
The neighbor is moving out.
verhuizen
De buurman verhuist.
