Woordenlijst
Leer werkwoorden – Pools

chcieć wyjść
Dziecko chce wyjść na dwór.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.

rozumieć
Nie można zrozumieć wszystkiego o komputerach.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.

pospać
Chcą w końcu pospać przez jedną noc.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.

słuchać
Dzieci lubią słuchać jej opowieści.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.

stworzyć
Kto stworzył Ziemię?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?

jeść
Co chcemy dzisiaj zjeść?
eten
Wat willen we vandaag eten?

palić
Zapalił zapałkę.
aansteken
Hij stak een lucifer aan.

popierać
Chętnie popieramy Twój pomysł.
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.

pisać do
On napisał do mnie w zeszłym tygodniu.
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.

odezwać się
Kto wie coś, może odezwać się w klasie.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.

grać
Dziecko woli grać samo.
spelen
Het kind speelt liever alleen.
