Woordenlijst
Leer werkwoorden – Roemeens

trece prin
Mașina trece printr-un copac.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.

construi
Copiii construiesc un turn înalt.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.

alege
Profesorul meu mă alege des.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.

pleca
Oaspeții noștri de vacanță au plecat ieri.
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.

închiria
El închiriază casa lui.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.

trece pe lângă
Cei doi trec unul pe lângă celălalt.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.

sublinia
El a subliniat declarația lui.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

hrăni
Copiii hrănesc calul.
voeden
De kinderen voeden het paard.

dresa
Câinele este dresat de ea.
trainen
De hond wordt door haar getraind.

nota
Trebuie să notezi parola!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!

verifica
Dentistul verifică dantura pacientului.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
