Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/90309445.webp
acontecer
O funeral aconteceu anteontem.
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.
cms/verbs-webp/64053926.webp
superar
Os atletas superaram a cachoeira.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
cms/verbs-webp/97784592.webp
prestar atenção
Deve-se prestar atenção nas placas de trânsito.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
cms/verbs-webp/122290319.webp
reservar
Quero reservar algum dinheiro todo mês para mais tarde.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
cms/verbs-webp/116067426.webp
fugir
Todos fugiram do fogo.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.
cms/verbs-webp/104825562.webp
ajustar
Você tem que ajustar o relógio.
instellen
Je moet de klok instellen.
cms/verbs-webp/8451970.webp
discutir
Os colegas discutem o problema.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
cms/verbs-webp/75281875.webp
cuidar
Nosso zelador cuida da remoção de neve.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
cms/verbs-webp/84850955.webp
mudar
Muita coisa mudou devido à mudança climática.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
cms/verbs-webp/96668495.webp
imprimir
Livros e jornais estão sendo impressos.
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
cms/verbs-webp/115172580.webp
provar
Ele quer provar uma fórmula matemática.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/84476170.webp
exigir
Ele exigiu compensação da pessoa com quem teve um acidente.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.