Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/74176286.webp
protéger
La mère protège son enfant.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
cms/verbs-webp/120900153.webp
sortir
Les enfants veulent enfin sortir.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
cms/verbs-webp/54608740.webp
arracher
Les mauvaises herbes doivent être arrachées.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
cms/verbs-webp/114993311.webp
voir
On voit mieux avec des lunettes.
zien
Je kunt beter zien met een bril.
cms/verbs-webp/94153645.webp
pleurer
L’enfant pleure dans la baignoire.
huilen
Het kind huilt in het bad.
cms/verbs-webp/119952533.webp
goûter
Ça a vraiment bon goût!
smaken
Dit smaakt echt goed!
cms/verbs-webp/31726420.webp
se tourner
Ils se tournent l’un vers l’autre.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
cms/verbs-webp/47969540.webp
devenir aveugle
L’homme aux badges est devenu aveugle.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
cms/verbs-webp/71260439.webp
écrire à
Il m’a écrit la semaine dernière.
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.
cms/verbs-webp/91997551.webp
comprendre
On ne peut pas tout comprendre des ordinateurs.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
cms/verbs-webp/79322446.webp
présenter
Il présente sa nouvelle petite amie à ses parents.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
cms/verbs-webp/68841225.webp
comprendre
Je ne peux pas te comprendre !
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!