Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

cms/verbs-webp/85010406.webp
jump over
The athlete must jump over the obstacle.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
cms/verbs-webp/45022787.webp
kill
I will kill the fly!
doden
Ik zal de vlieg doden!
cms/verbs-webp/113418367.webp
decide
She can’t decide which shoes to wear.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
cms/verbs-webp/116835795.webp
arrive
Many people arrive by camper van on vacation.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.
cms/verbs-webp/123619164.webp
swim
She swims regularly.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
cms/verbs-webp/28642538.webp
leave standing
Today many have to leave their cars standing.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
cms/verbs-webp/61162540.webp
trigger
The smoke triggered the alarm.
activeren
De rook activeerde het alarm.
cms/verbs-webp/77646042.webp
burn
You shouldn’t burn money.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
cms/verbs-webp/80552159.webp
work
The motorcycle is broken; it no longer works.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
cms/verbs-webp/115207335.webp
open
The safe can be opened with the secret code.
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.
cms/verbs-webp/78973375.webp
get a sick note
He has to get a sick note from the doctor.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
cms/verbs-webp/21342345.webp
like
The child likes the new toy.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.