Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

jump over
The athlete must jump over the obstacle.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.

kill
I will kill the fly!
doden
Ik zal de vlieg doden!

decide
She can’t decide which shoes to wear.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

arrive
Many people arrive by camper van on vacation.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.

swim
She swims regularly.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

leave standing
Today many have to leave their cars standing.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.

trigger
The smoke triggered the alarm.
activeren
De rook activeerde het alarm.

burn
You shouldn’t burn money.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.

work
The motorcycle is broken; it no longer works.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.

open
The safe can be opened with the secret code.
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.

get a sick note
He has to get a sick note from the doctor.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
