Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/60625811.webp
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
destroy
The files will be completely destroyed.
cms/verbs-webp/102677982.webp
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
feel
She feels the baby in her belly.
cms/verbs-webp/77581051.webp
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
offer
What are you offering me for my fish?
cms/verbs-webp/118485571.webp
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.
do for
They want to do something for their health.
cms/verbs-webp/68561700.webp
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
leave open
Whoever leaves the windows open invites burglars!
cms/verbs-webp/97119641.webp
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
paint
The car is being painted blue.
cms/verbs-webp/93947253.webp
sterven
Veel mensen sterven in films.
die
Many people die in movies.
cms/verbs-webp/100585293.webp
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
turn around
You have to turn the car around here.
cms/verbs-webp/17624512.webp
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
get used to
Children need to get used to brushing their teeth.
cms/verbs-webp/11579442.webp
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
throw to
They throw the ball to each other.
cms/verbs-webp/105854154.webp
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
limit
Fences limit our freedom.
cms/verbs-webp/130938054.webp
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
cover
The child covers itself.