Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/122394605.webp
cambiar
El mecánico está cambiando los neumáticos.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
cms/verbs-webp/90539620.webp
pasar
A veces el tiempo pasa lentamente.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
cms/verbs-webp/40326232.webp
entender
¡Finalmente entendí la tarea!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
cms/verbs-webp/91147324.webp
recompensar
Fue recompensado con una medalla.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
cms/verbs-webp/120200094.webp
mezclar
Puedes mezclar una ensalada saludable con verduras.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
cms/verbs-webp/117490230.webp
ordenar
Ella se ordena el desayuno para ella misma.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
cms/verbs-webp/111063120.webp
conocer
Los perros extraños quieren conocerse.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
cms/verbs-webp/59121211.webp
sonar
¿Quién sonó el timbre?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
cms/verbs-webp/109071401.webp
abrazar
La madre abraza los pequeños pies del bebé.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
cms/verbs-webp/123298240.webp
encontrar
Los amigos se encontraron para cenar juntos.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
cms/verbs-webp/96531863.webp
atravesar
¿Puede el gato atravesar este agujero?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
cms/verbs-webp/80325151.webp
completar
Han completado la tarea difícil.
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.