Woordenlijst
Leer werkwoorden – Slovaaks

hrať
Dieťa radšej hraje samo.
spelen
Het kind speelt liever alleen.

posunúť
Čoskoro budeme musieť znova posunúť hodiny.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.

zazvoniť
Kto zazvonil na zvonec?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

zvládať
Problémy treba zvládať.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.

vpustiť
Mali by byť utečenci vpustení na hraniciach?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?

dôverovať
Všetci si dôverujeme.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.

visieť
Oba visia na vetve.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.

zaručiť
Poistenie zaručuje ochranu v prípade nehôd.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.

zvoniť
Zvonec zvoní každý deň.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.

strihať
Kaderníčka jej strihá vlasy.
knippen
De kapper knipt haar haar.

počúvať
Rád počúva bruško svojej tehotnej manželky.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
