Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits

funktionieren
Das Motorrad ist kaputt, es funktioniert nicht mehr.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.

beweisen
Er will eine mathematische Formel beweisen.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.

lesen
Ohne Brille kann ich nicht lesen.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.

stornieren
Der Vertrag wurde storniert.
annuleren
Het contract is geannuleerd.

ausschlafen
Sie wollen endlich mal eine Nacht ausschlafen!
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.

einführen
Wir führen Obst aus vielen Ländern ein.
importeren
We importeren fruit uit veel landen.

zusammenhängen
Alle Länder auf der Erde hängen miteinander zusammen.
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.

mitfahren
Darf ich bei dir mitfahren?
meerijden
Mag ik met je meerijden?

betreten
Er betritt das Hotelzimmer.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.

ausbreiten
Er breitet die Arme weit aus.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

parken
Die Autos sind in der Tiefgarage geparkt.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
