Woordenlijst

Leer werkwoorden – Lets

cms/verbs-webp/110322800.webp
runāt slikti
Klasesbiedri par viņu runā slikti.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
cms/verbs-webp/114593953.webp
satikt
Viņi pirmo reizi satikās internetā.
ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.
cms/verbs-webp/61245658.webp
izlēkt
Zivis izlēc no ūdens.
uitspringen
De vis springt uit het water.
cms/verbs-webp/87205111.webp
pārņemt
Locusti ir visu pārņēmuši.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
cms/verbs-webp/129244598.webp
ierobežot
Diētas laikā jāierobežo ēdiens.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
cms/verbs-webp/120870752.webp
izvilkt
Kā viņš izvilks to lielo zivi?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
cms/verbs-webp/80356596.webp
atvadīties
Sieviete atvadās.
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.
cms/verbs-webp/87142242.webp
karāties
No griestiem karājas šūpuļtīkls.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
cms/verbs-webp/4706191.webp
trenēties
Sieviete trenējas jūgā.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
cms/verbs-webp/60395424.webp
lēkāt
Bērns laimīgi lēkā.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
cms/verbs-webp/119335162.webp
pārvietoties
Veselīgi daudz pārvietoties.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
cms/verbs-webp/104849232.webp
dzemdēt
Viņa drīz dzemdēs.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.