Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch
dogoditi se
Je li mu se nešto dogodilo u radnoj nesreći?
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
naviknuti se
Djeca se moraju naviknuti na pranje zuba.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
vratiti
Majka vraća kćerku kući.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
visiti
Hamak visi s plafona.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
kritikovati
Šef kritikuje zaposlenika.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
dostaviti
On dostavlja pizze kućama.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
odlučiti
Ne može se odlučiti koje cipele obuti.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
birati
Uzela je telefon i birala broj.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
spavati
Beba spava.
slapen
De baby slaapt.
značiti
Što znači ovaj grb na podu?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
čistiti
Radnik čisti prozor.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.