Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

cms/verbs-webp/80552159.webp
veikti
Motociklas sugedo; jis daugiau neveikia.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
cms/verbs-webp/84850955.webp
pasikeisti
Dėl klimato kaitos daug kas pasikeitė.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
cms/verbs-webp/74693823.webp
reikėti
Norėdami pakeisti padangą, jums reikia domkrato.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
cms/verbs-webp/124274060.webp
palikti
Ji paliko man vieną pizzos gabalėlį.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
cms/verbs-webp/96586059.webp
atleisti
Šefas jį atleido.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
cms/verbs-webp/85191995.webp
sutarti
Baikite kovą ir pagaliau sutarkite!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
cms/verbs-webp/1502512.webp
skaityti
Negaliu skaityti be akinių.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
cms/verbs-webp/33564476.webp
pristatyti
Picos pristatymo vyras pristato picą.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
cms/verbs-webp/104818122.webp
remontuoti
Jis norėjo remontuoti laidą.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
cms/verbs-webp/63868016.webp
grąžinti
Šuo grąžina žaislą.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
cms/verbs-webp/100565199.webp
pusryčiauti
Mes mėgstame pusryčiauti lovoje.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
cms/verbs-webp/65199280.webp
bėgti paskui
Mama bėga paskui savo sūnų.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.