Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/99769691.webp
vorbeifahren
Der Zug fährt vor uns vorbei.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
cms/verbs-webp/118026524.webp
empfangen
Ich kann ein sehr schnelles Internet empfangen.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
cms/verbs-webp/100585293.webp
umwenden
Hier muss man mit dem Auto umwenden.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
cms/verbs-webp/33564476.webp
vorbeibringen
Der Pizzabote bringt die Pizza vorbei.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
cms/verbs-webp/40094762.webp
wecken
Der Wecker weckt sie um 10 Uhr.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
cms/verbs-webp/77646042.webp
anbrennen
Geldscheine sollte man nicht anbrennen.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
cms/verbs-webp/68561700.webp
offenlassen
Wer die Fenster offenlässt, lockt Einbrecher an!
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
cms/verbs-webp/55269029.webp
verfehlen
Er hat den Nagel verfehlt und sich verletzt.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
cms/verbs-webp/99951744.webp
vermuten
Er vermutet, dass es seine Freundin ist.
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
cms/verbs-webp/55372178.webp
weiterkommen
Schnecken kommen nur langsam weiter.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
cms/verbs-webp/89635850.webp
wählen
Sie griff zum Telefon und wählte die Nummer.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
cms/verbs-webp/118253410.webp
ausgeben
Sie hat ihr ganzes Geld ausgegeben.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.