Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/121102980.webp
køre med
Må jeg køre med dig?
meerijden
Mag ik met je meerijden?
cms/verbs-webp/123298240.webp
møde
Vennerne mødtes til en fælles middag.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
cms/verbs-webp/122479015.webp
skære
Stoffet skæres til i størrelse.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
cms/verbs-webp/105224098.webp
bekræfte
Hun kunne bekræfte den gode nyhed til sin mand.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
cms/verbs-webp/79582356.webp
afkode
Han afkoder det med småt med et forstørrelsesglas.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
cms/verbs-webp/127554899.webp
foretrække
Vores datter læser ikke bøger; hun foretrækker sin telefon.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
cms/verbs-webp/125402133.webp
røre
Han rørte hende ømt.
aanraken
Hij raakte haar teder aan.
cms/verbs-webp/89636007.webp
underskrive
Han underskrev kontrakten.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
cms/verbs-webp/103797145.webp
ansætte
Firmaet ønsker at ansætte flere folk.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
cms/verbs-webp/77572541.webp
fjerne
Håndværkeren fjernede de gamle fliser.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
cms/verbs-webp/32180347.webp
tage fra hinanden
Vores søn tager alt fra hinanden!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
cms/verbs-webp/121264910.webp
hakke
Til salaten skal du hakke agurken.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.