Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/94153645.webp
græde
Barnet græder i badekarret.
huilen
Het kind huilt in het bad.
cms/verbs-webp/100634207.webp
forklare
Hun forklarer ham, hvordan apparatet fungerer.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
cms/verbs-webp/94909729.webp
vente
Vi skal stadig vente en måned.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
cms/verbs-webp/120259827.webp
kritisere
Chefen kritiserer medarbejderen.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
cms/verbs-webp/44159270.webp
returnere
Læreren returnerer opgaverne til eleverne.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
cms/verbs-webp/89635850.webp
ringe
Hun tog telefonen og ringede nummeret.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
cms/verbs-webp/122398994.webp
dræbe
Vær forsigtig, du kan dræbe nogen med den økse!
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!
cms/verbs-webp/89636007.webp
underskrive
Han underskrev kontrakten.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
cms/verbs-webp/74693823.webp
behøve
Du behøver en donkraft for at skifte et dæk.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
cms/verbs-webp/40129244.webp
stige ud
Hun stiger ud af bilen.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
cms/verbs-webp/90539620.webp
Tiden går nogle gange langsomt.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
cms/verbs-webp/102631405.webp
glemme
Hun vil ikke glemme fortiden.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.