Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/102823465.webp
vise
Jeg kan vise et visum i mit pas.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
cms/verbs-webp/132305688.webp
spilde
Energi bør ikke spildes.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
cms/verbs-webp/118588204.webp
vente
Hun venter på bussen.
wachten
Ze wacht op de bus.
cms/verbs-webp/82845015.webp
rapportere til
Alle ombord rapporterer til kaptajnen.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
cms/verbs-webp/110233879.webp
skabe
Han har skabt en model for huset.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
cms/verbs-webp/11579442.webp
kaste til
De kaster bolden til hinanden.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
cms/verbs-webp/99207030.webp
ankomme
Flyet ankom til tiden.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/109588921.webp
slukke
Hun slukker vækkeuret.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
cms/verbs-webp/91643527.webp
sidde fast
Jeg sidder fast og kan ikke finde en udvej.
vastzitten
Ik zit vast en kan geen uitweg vinden.
cms/verbs-webp/67624732.webp
frygte
Vi frygter, at personen er alvorligt skadet.
vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.
cms/verbs-webp/111021565.webp
føle afsky
Hun føler afsky for edderkopper.
walgen van
Ze walgde van spinnen.
cms/verbs-webp/79322446.webp
introducere
Han introducerer sin nye kæreste for sine forældre.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.