Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors
prate
Han prater ofte med naboen sin.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
tro
Hvem tror du er sterkest?
denken
Wie denk je dat sterker is?
ankomme
Flyet har ankommet i tide.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
levere
Han leverer pizzaer til hjem.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
frykte
Vi frykter at personen er alvorlig skadet.
vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.
kritisere
Sjefen kritiserer den ansatte.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
finne veien tilbake
Jeg kan ikke finne veien tilbake.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
fullføre
Han fullfører joggingruta si hver dag.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
beskatte
Bedrifter beskattes på forskjellige måter.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
ignorere
Barnet ignorerer morens ord.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
motta
Han mottar en god pensjon i alderdommen.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.