Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

produsere
Vi produserer vår egen honning.
produceren
We produceren onze eigen honing.

jage bort
En svane jager bort en annen.
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.

plukke opp
Vi må plukke opp alle eplene.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.

være oppmerksom
Man må være oppmerksom på veiskiltene.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.

konsumere
Hun konsumerer et stykke kake.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.

publisere
Reklame blir ofte publisert i aviser.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.

løpe
Hun løper hver morgen på stranden.
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.

vinne
Han prøver å vinne i sjakk.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.

fortelle
Hun fortalte meg en hemmelighet.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.

henge
Begge henger på en gren.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.

vaske opp
Jeg liker ikke å vaske opp.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
