Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

trgovati
Ljudje trgujejo z rabljenim pohištvom.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.

preveriti
Zobozdravnik preverja zobe.
controleren
De tandarts controleert de tanden.

izdati
Založnik izdaja te revije.
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.

zbuditi
Pravkar se je zbudil.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.

pojaviti se
V vodi se je nenadoma pojavila velika riba.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.

poslušati
Rad posluša trebuh svoje noseče žene.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.

opraviti
Študenti so opravili izpit.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.

brcniti
Pazite, konj lahko brcne!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!

prebiti se
Voda je bila previsoka; tovornjak se ni mogel prebiti čez.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.

potisniti
Avto je ustavil in ga je bilo treba potisniti.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.

teči proti
Deklica teče proti svoji mami.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
