Rječnik
Naučite glagole – nizozemski

overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
pregaziti
Nažalost, mnoge životinje još uvijek budu pregazene automobilima.

begeleiden
De hond begeleidt hen.
pratiti
Pas ih prati.

luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
slušati
Ona sluša i čuje zvuk.

beginnen
School begint net voor de kinderen.
početi
Škola tek počinje za djecu.

vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
boriti se
Sportaši se bore jedan protiv drugog.

bevelen
Hij beveelt zijn hond.
zapovijedati
On zapovijeda svom psu.

schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
slikati
Auto se slika plavom bojom.

bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
postojati
Danas dinosauri više ne postoje.

arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
pristupiti
Taksiji su pristupili stanici.

stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
stati na
Ne mogu stati na tlo s ovom nogom.

bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
promovirati
Moramo promovirati alternative automobilskom prometu.
