Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/23257104.webp
pousser
Ils poussent l’homme dans l’eau.
duwen
Ze duwen de man het water in.
cms/verbs-webp/59121211.webp
sonner
Qui a sonné à la porte?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
cms/verbs-webp/61162540.webp
déclencher
La fumée a déclenché l’alarme.
activeren
De rook activeerde het alarm.
cms/verbs-webp/116877927.webp
installer
Ma fille veut installer son appartement.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
cms/verbs-webp/63457415.webp
simplifier
Il faut simplifier les choses compliquées pour les enfants.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
cms/verbs-webp/86583061.webp
payer
Elle a payé par carte de crédit.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
cms/verbs-webp/127620690.webp
taxer
Les entreprises sont taxées de diverses manières.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
cms/verbs-webp/88615590.webp
décrire
Comment peut-on décrire les couleurs?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
cms/verbs-webp/124545057.webp
écouter
Les enfants aiment écouter ses histoires.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
cms/verbs-webp/18316732.webp
traverser
La voiture traverse un arbre.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
cms/verbs-webp/102853224.webp
rassembler
Le cours de langue rassemble des étudiants du monde entier.
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
cms/verbs-webp/84476170.webp
exiger
Il a exigé une indemnisation de la personne avec qui il a eu un accident.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.