Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

passar
Ella passa tot el seu temps lliure fora.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.

comprovar
El dentista comprova la dentició del pacient.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.

confirmar
Ella va poder confirmar la bona notícia al seu marit.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.

malbaratar
No s’ha de malbaratar l’energia.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.

parlar malament
Els companys de classe parlen malament d’ella.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.

monitoritzar
Tot està monitoritzat aquí amb càmeres.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.

repetir
L’estudiant ha repetit un any.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.

compartir
Hem d’aprendre a compartir la nostra riquesa.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.

trobar de nou
No podia trobar el meu passaport després de mudar-me.
terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.

aparèixer
Un peix enorme va aparèixer de sobte a l’aigua.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.

comprovar
Ell comprova qui hi viu.
controleren
Hij controleert wie daar woont.
