Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/120452848.webp
conhecer
Ela conhece muitos livros quase de cor.
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
cms/verbs-webp/128159501.webp
misturar
Vários ingredientes precisam ser misturados.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
cms/verbs-webp/113671812.webp
compartilhar
Precisamos aprender a compartilhar nossa riqueza.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
cms/verbs-webp/3819016.webp
perder
Ele perdeu a chance de um gol.
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
cms/verbs-webp/95655547.webp
deixar passar à frente
Ninguém quer deixá-lo passar à frente no caixa do supermercado.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
cms/verbs-webp/99592722.webp
formar
Nós formamos uma boa equipe juntos.
vormen
We vormen samen een goed team.
cms/verbs-webp/97119641.webp
pintar
O carro está sendo pintado de azul.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
cms/verbs-webp/114272921.webp
conduzir
Os cowboys conduzem o gado com cavalos.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
cms/verbs-webp/38296612.webp
existir
Dinossauros não existem mais hoje.
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
cms/verbs-webp/89516822.webp
punir
Ela puniu sua filha.
straffen
Ze strafte haar dochter.
cms/verbs-webp/57481685.webp
repetir
O estudante repetiu um ano.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/108350963.webp
enriquecer
Temperos enriquecem nossa comida.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.