Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)

conhecer
Ela conhece muitos livros quase de cor.
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.

misturar
Vários ingredientes precisam ser misturados.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.

compartilhar
Precisamos aprender a compartilhar nossa riqueza.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.

perder
Ele perdeu a chance de um gol.
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.

deixar passar à frente
Ninguém quer deixá-lo passar à frente no caixa do supermercado.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.

formar
Nós formamos uma boa equipe juntos.
vormen
We vormen samen een goed team.

pintar
O carro está sendo pintado de azul.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.

conduzir
Os cowboys conduzem o gado com cavalos.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.

existir
Dinossauros não existem mais hoje.
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.

punir
Ela puniu sua filha.
straffen
Ze strafte haar dochter.

repetir
O estudante repetiu um ano.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
