Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)
esquecer
Ela esqueceu o nome dele agora.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
enxergar
Eu posso enxergar tudo claramente com meus novos óculos.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
contratar
O candidato foi contratado.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
proteger
A mãe protege seu filho.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
tornar-se amigos
Os dois se tornaram amigos.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
dormir até tarde
Eles querem, finalmente, dormir até tarde por uma noite.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
concordar
Os vizinhos não conseguiram concordar sobre a cor.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
queimar
A carne não deve queimar na grelha.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
aparecer
Um peixe enorme apareceu repentinamente na água.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
matar
Vou matar a mosca!
doden
Ik zal de vlieg doden!
puxar
Ele puxa o trenó.
trekken
Hij trekt de slee.