Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

cms/verbs-webp/68561700.webp
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
deixar aberto
Quem deixa as janelas abertas convida ladrões!
cms/verbs-webp/94909729.webp
wachten
We moeten nog een maand wachten.
esperar
Ainda temos que esperar por um mês.
cms/verbs-webp/100585293.webp
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
virar-se
Você tem que virar o carro aqui.
cms/verbs-webp/102167684.webp
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
comparar
Eles comparam suas figuras.
cms/verbs-webp/70624964.webp
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!
divertir-se
Nos divertimos muito no parque de diversões!
cms/verbs-webp/110401854.webp
onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.
acomodar-se
Conseguimos acomodação em um hotel barato.
cms/verbs-webp/113316795.webp
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
entrar
Você tem que entrar com sua senha.
cms/verbs-webp/102169451.webp
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
lidar
Tem-se que lidar com problemas.
cms/verbs-webp/99392849.webp
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
remover
Como se pode remover uma mancha de vinho tinto?
cms/verbs-webp/123947269.webp
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
monitorar
Tudo aqui é monitorado por câmeras.
cms/verbs-webp/99769691.webp
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
passar por
O trem está passando por nós.
cms/verbs-webp/55119061.webp
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
começar a correr
O atleta está prestes a começar a correr.