Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

cms/verbs-webp/129244598.webp
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
limitar
Durante uma dieta, é preciso limitar a ingestão de alimentos.
cms/verbs-webp/63457415.webp
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
simplificar
Você tem que simplificar coisas complicadas para crianças.
cms/verbs-webp/89869215.webp
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
chutar
Eles gostam de chutar, mas apenas no pebolim.
cms/verbs-webp/90554206.webp
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
relatar
Ela relata o escândalo para sua amiga.
cms/verbs-webp/99169546.webp
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.
olhar
Todos estão olhando para seus telefones.
cms/verbs-webp/129203514.webp
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
conversar
Ele frequentemente conversa com seu vizinho.
cms/verbs-webp/113885861.webp
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.
infectar-se
Ela se infectou com um vírus.
cms/verbs-webp/119269664.webp
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
passar
Os estudantes passaram no exame.
cms/verbs-webp/118780425.webp
proeven
De chef-kok proeft de soep.
provar
O chef principal prova a sopa.
cms/verbs-webp/121820740.webp
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
começar
Os caminhantes começaram cedo pela manhã.
cms/verbs-webp/123367774.webp
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
ordenar
Ainda tenho muitos papéis para ordenar.
cms/verbs-webp/8482344.webp
kussen
Hij kust de baby.
beijar
Ele beija o bebê.