Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/34979195.webp
juntar-se
É bom quando duas pessoas se juntam.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
cms/verbs-webp/86196611.webp
atropelar
Infelizmente, muitos animais ainda são atropelados por carros.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
cms/verbs-webp/125116470.webp
confiar
Todos nós confiamos uns nos outros.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
cms/verbs-webp/111063120.webp
conhecer
Cães estranhos querem se conhecer.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
cms/verbs-webp/88597759.webp
pressionar
Ele pressiona o botão.
drukken
Hij drukt op de knop.
cms/verbs-webp/101765009.webp
acompanhar
O cachorro os acompanha.
begeleiden
De hond begeleidt hen.
cms/verbs-webp/84314162.webp
espalhar
Ele espalha seus braços amplamente.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
cms/verbs-webp/118026524.webp
receber
Posso receber internet muito rápida.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
cms/verbs-webp/119847349.webp
ouvir
Não consigo ouvir você!
horen
Ik kan je niet horen!
cms/verbs-webp/81986237.webp
misturar
Ela mistura um suco de frutas.
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
cms/verbs-webp/78073084.webp
deitar
Eles estavam cansados e se deitaram.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.
cms/verbs-webp/32685682.webp
estar ciente
A criança está ciente da discussão de seus pais.
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.