Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)

reduzir
Definitivamente preciso reduzir meus custos de aquecimento.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.

pintar
Eu pintei um lindo quadro para você!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!

passear
A família passeia aos domingos.
wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.

se virar
Ela tem que se virar com pouco dinheiro.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.

economizar
Você pode economizar dinheiro no aquecimento.
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.

permitir
Não se deve permitir a depressão.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.

pressionar
Ele pressiona o botão.
drukken
Hij drukt op de knop.

influenciar
Não se deixe influenciar pelos outros!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!

pensar
Você tem que pensar muito no xadrez.
denken
Je moet veel denken bij schaken.

seguir
Os pintinhos sempre seguem sua mãe.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.

desenvolver
Eles estão desenvolvendo uma nova estratégia.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
