Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/121112097.webp
pintar
¡He pintado una hermosa imagen para ti!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
cms/verbs-webp/64053926.webp
superar
Los atletas superan la cascada.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
cms/verbs-webp/90539620.webp
pasar
A veces el tiempo pasa lentamente.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
cms/verbs-webp/119895004.webp
escribir
Está escribiendo una carta.
schrijven
Hij schrijft een brief.
cms/verbs-webp/123298240.webp
encontrar
Los amigos se encontraron para cenar juntos.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
cms/verbs-webp/125088246.webp
imitar
El niño imita un avión.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
cms/verbs-webp/1422019.webp
repetir
Mi loro puede repetir mi nombre.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
cms/verbs-webp/44269155.webp
lanzar
Él lanza su computadora enfadado al suelo.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
cms/verbs-webp/82604141.webp
tirar
Él pisa una cáscara de plátano tirada.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
cms/verbs-webp/85623875.webp
estudiar
Hay muchas mujeres estudiando en mi universidad.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
cms/verbs-webp/94153645.webp
llorar
El niño está llorando en la bañera.
huilen
Het kind huilt in het bad.
cms/verbs-webp/68779174.webp
representar
Los abogados representan a sus clientes en la corte.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.