Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/63457415.webp
semplificare
Devi semplificare le cose complicate per i bambini.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
cms/verbs-webp/84847414.webp
prendersi cura
Nostro figlio si prende molta cura della sua nuova auto.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
cms/verbs-webp/91603141.webp
scappare
Alcuni bambini scappano da casa.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
cms/verbs-webp/113248427.webp
vincere
Lui cerca di vincere a scacchi.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
cms/verbs-webp/109766229.webp
sentire
Lui si sente spesso solo.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
cms/verbs-webp/108295710.webp
compitare
I bambini stanno imparando a compitare.
spellen
De kinderen leren spellen.
cms/verbs-webp/124525016.webp
giacere dietro
Il tempo della sua gioventù giace lontano nel passato.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
cms/verbs-webp/102853224.webp
riunire
Il corso di lingua riunisce studenti da tutto il mondo.
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
cms/verbs-webp/44159270.webp
restituire
L’insegnante restituisce i saggi agli studenti.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
cms/verbs-webp/61389443.webp
sdraiarsi
I bambini sono sdraiati insieme sull’erba.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
cms/verbs-webp/116835795.webp
arrivare
Molte persone arrivano in camper durante le vacanze.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.
cms/verbs-webp/82845015.webp
riferirsi
Tutti a bordo si riferiscono al capitano.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.