Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/122470941.webp
inviare
Ti ho inviato un messaggio.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
cms/verbs-webp/47225563.webp
ragionare insieme
Devi ragionare insieme nei giochi di carte.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
cms/verbs-webp/112407953.webp
ascoltare
Lei ascolta e sente un rumore.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
cms/verbs-webp/50772718.webp
cancellare
Il contratto è stato cancellato.
annuleren
Het contract is geannuleerd.
cms/verbs-webp/99455547.webp
accettare
Alcune persone non vogliono accettare la verità.
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
cms/verbs-webp/111750395.webp
tornare
Lui non può tornare indietro da solo.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
cms/verbs-webp/55788145.webp
coprire
Il bambino copre le sue orecchie.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
cms/verbs-webp/89516822.webp
punire
Ha punito sua figlia.
straffen
Ze strafte haar dochter.
cms/verbs-webp/59066378.webp
prestare attenzione a
Bisogna prestare attenzione ai segnali del traffico.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.
cms/verbs-webp/131098316.webp
sposarsi
Ai minori non è permesso sposarsi.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
cms/verbs-webp/12991232.webp
ringraziare
Ti ringrazio molto per questo!
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
cms/verbs-webp/119913596.webp
dare
Il padre vuole dare al figlio un po’ di soldi extra.
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.