Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/109542274.webp
far passare
Si dovrebbero far passare i rifugiati alle frontiere?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
cms/verbs-webp/34725682.webp
suggerire
La donna suggerisce qualcosa alla sua amica.
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
cms/verbs-webp/123237946.webp
accadere
Qui è accaduto un incidente.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
cms/verbs-webp/96476544.webp
stabilire
La data viene stabilita.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
cms/verbs-webp/115172580.webp
dimostrare
Vuole dimostrare una formula matematica.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/22225381.webp
partire
La nave parte dal porto.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
cms/verbs-webp/100466065.webp
omettere
Puoi omettere lo zucchero nel tè.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
cms/verbs-webp/120193381.webp
sposarsi
La coppia si è appena sposata.
trouwen
Het stel is net getrouwd.
cms/verbs-webp/119417660.webp
credere
Molte persone credono in Dio.
geloven
Veel mensen geloven in God.
cms/verbs-webp/127554899.webp
preferire
Nostra figlia non legge libri; preferisce il suo telefono.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
cms/verbs-webp/109766229.webp
sentire
Lui si sente spesso solo.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
cms/verbs-webp/84314162.webp
estendere
Lui estende le braccia largamente.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.