Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

inviare
Ti ho inviato un messaggio.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.

ragionare insieme
Devi ragionare insieme nei giochi di carte.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.

ascoltare
Lei ascolta e sente un rumore.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.

cancellare
Il contratto è stato cancellato.
annuleren
Het contract is geannuleerd.

accettare
Alcune persone non vogliono accettare la verità.
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.

tornare
Lui non può tornare indietro da solo.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.

coprire
Il bambino copre le sue orecchie.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.

punire
Ha punito sua figlia.
straffen
Ze strafte haar dochter.

prestare attenzione a
Bisogna prestare attenzione ai segnali del traffico.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.

sposarsi
Ai minori non è permesso sposarsi.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.

ringraziare
Ti ringrazio molto per questo!
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
