Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/122079435.webp
øke
Selskapet har økt inntektene sine.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
cms/verbs-webp/109099922.webp
minne
Datamaskinen minner meg om avtalene mine.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
cms/verbs-webp/111615154.webp
kjøre tilbake
Moren kjører datteren tilbake hjem.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
cms/verbs-webp/110233879.webp
skape
Han har skapt en modell for huset.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
cms/verbs-webp/66787660.webp
male
Jeg vil male leiligheten min.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
cms/verbs-webp/106608640.webp
bruke
Selv små barn bruker nettbrett.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
cms/verbs-webp/90554206.webp
rapportere
Hun rapporterer skandalen til vennen sin.
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
cms/verbs-webp/120900153.webp
gå ut
Barna vil endelig gå ut.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
cms/verbs-webp/35137215.webp
slå
Foreldre bør ikke slå barna sine.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
cms/verbs-webp/63351650.webp
avlyse
Flyvningen er avlyst.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
cms/verbs-webp/117953809.webp
tåle
Hun kan ikke tåle sangen.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
cms/verbs-webp/105875674.webp
sparke
I kampsport må du kunne sparke godt.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.