Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/44848458.webp
stoppe
Du må stoppe ved det røde lyset.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
cms/verbs-webp/49374196.webp
avskjedige
Sjefen min har avskjediget meg.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
cms/verbs-webp/117897276.webp
motta
Han mottok en lønnsøkning fra sjefen sin.
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.
cms/verbs-webp/61162540.webp
utløse
Røyken utløste alarmen.
activeren
De rook activeerde het alarm.
cms/verbs-webp/130938054.webp
dekke
Barnet dekker seg selv.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
cms/verbs-webp/123947269.webp
overvåke
Alt overvåkes her av kameraer.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
cms/verbs-webp/47802599.webp
foretrekke
Mange barn foretrekker godteri fremfor sunne ting.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
cms/verbs-webp/123953850.webp
redde
Legene klarte å redde livet hans.
redden
De dokters konden zijn leven redden.
cms/verbs-webp/123519156.webp
tilbringe
Hun tilbringer all sin fritid utendørs.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
cms/verbs-webp/116166076.webp
betale
Hun betaler på nett med et kredittkort.
betalen
Ze betaalt online met een creditcard.
cms/verbs-webp/105854154.webp
begrense
Gjerder begrenser vår frihet.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
cms/verbs-webp/100298227.webp
klemme
Han klemmer sin gamle far.
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.