Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/108350963.webp
berike
Krydder beriker maten vår.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
cms/verbs-webp/96571673.webp
male
Han maler veggen hvit.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
cms/verbs-webp/102167684.webp
sammenligne
De sammenligner tallene sine.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
cms/verbs-webp/123237946.webp
skje
En ulykke har skjedd her.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
cms/verbs-webp/103910355.webp
sitte
Mange mennesker sitter i rommet.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
cms/verbs-webp/123211541.webp
snø
Det snødde mye i dag.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
cms/verbs-webp/86064675.webp
skyve
Bilen stoppet og måtte skyves.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
cms/verbs-webp/4553290.webp
gå inn
Skipet går inn i havnen.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
cms/verbs-webp/123648488.webp
stikke innom
Legene stikker innom pasienten hver dag.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
cms/verbs-webp/101945694.webp
sove lenge
De vil endelig sove lenge en natt.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
cms/verbs-webp/120900153.webp
gå ut
Barna vil endelig gå ut.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
cms/verbs-webp/114052356.webp
brenne
Kjøttet må ikke brenne på grillen.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.