Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

bring together
The language course brings students from all over the world together.
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.

work
The motorcycle is broken; it no longer works.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.

speak
One should not speak too loudly in the cinema.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.

move in together
The two are planning to move in together soon.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.

save
You can save money on heating.
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.

look
Everyone is looking at their phones.
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.

push
They push the man into the water.
duwen
Ze duwen de man het water in.

like
The child likes the new toy.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.

fire
My boss has fired me.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.

kick
In martial arts, you must be able to kick well.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.

confirm
She could confirm the good news to her husband.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
